
Spreekwoorden: (1914)
Tuk zijn op iets,d.w.z. begeerig zijn naar iets, heet zijn op iets, 17<sup>de<-sup> eeuw grif zijn op iets. Het bijv. naamw. tuk behoort bij den stam van het mnl. wkw. tucken, tocken (hd. zücken, zucken), trekken, rukken (vgl. tokkelen en Molema, 427 a; V.v.d.D. 156: Tuk! daar had W...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Tuk zijn op iets,d.w.z. begeerig zijn naar iets, heet zijn op iets, 17<sup>de<-sup> eeuw grif zijn op iets. Het bijv. naamw. tuk behoort bij den stam van het mnl. wkw. tucken, tocken (hd. zücken, zucken), trekken, rukken (vgl. tokkelen en Molema, 427 a; V.v.d.D. 156: Tuk! daar had W...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.